Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9734

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5233 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellante vastgestelde medische beperkingen is de Raad, met de rechtbank, voorts van oordeel dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellante in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt.


Uitspraak

07/5233 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2007, 07/72 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 27 april 2009 zijn namens appellante nadere stukken overgelegd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Appellante is - met bericht - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker. II. OVERWEGINGEN 1.1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. 1.2. Bij besluit op bezwaar van 27 november 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv, voor zover van belang, de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 22 juni 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen: "De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek niet op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Met de door eiseres gestelde beperking met betrekking tot het item ‘hitte’ heeft verweerder blijkens de nadere rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 20 februari 2007 rekening gehouden. Hetgeen eiseres verder in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hieruit volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. Verweerder heeft, in reactie op de door eiseres aangevoerde arbeidskundige gronden, met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 20 februari 2007 voldoende inzichtelijk gemaakt dat de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres met betrekking tot werken met hitte, stof of een loopbandtempo niet overschrijden. Uit de op 19 april 2006 door de arbeidsdeskundige opgestelde arbeidsmogelijkhedenlijst (lees: resultaat functiebeoordeling) volgt voorts dat de geduide functies geen bijzondere belasting met zich brengen ten aanzien van kou, dampen of (langdurig) staan. Niet is de rechtbank gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt." 3.1. De Raad kan zich vinden in deze overwegingen van de rechtbank en het door haar daarop gebaseerde oordeel met betrekking tot zowel de medische als arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit en maakt die overwegingen tot de zijne. Wat appellante ter onderbouwing van haar hoger beroep heeft aangevoerd vormt grotendeels een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep objectief medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele mogelijkhedenlijst. De Raad merkt in dit verband nog op dat in dit geding slechts wordt geoordeeld over de mate van arbeidsongeschiktheid op 22 juni 2006. Met een eventuele verslechtering van de gezondheidstoestand van appellante na deze datum, zoals beschreven in het in hoger beroep overgelegde rapport van verzekeringsarts V.R. Evegaars van 29 november 2007, kan in dit geding geen rekening worden gehouden. 3.2. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellante vastgestelde medische beperkingen is de Raad, met de rechtbank, voorts van oordeel dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellante in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. 3.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) I.R.A. van Raaij. MH